|
Johannes was een ooggetuige… zowel van dit hemelse visioen als van de woorden en daden van Jezus, gedurende de drie jaren dat hij Zijn bediening vervulde. Terwijl ze met hun Heer rondreisden van de ene stad naar de andere kregen Johannes en zijn 11 medeleerlingen als het ware privéonderricht over het komende Koninkrijk van God en over de wetten en regels, die daar zouden gelden. Aan het einde van die (slechts) drie jaren gebeurde dan het onvoorstelbare: de kruisdood van Jezus. Johannes stond op de heuvel Golgotha aan de voet van het kruis, naast Jezus' aardse moeder, Maria, die hij zo goed en zo kwaad als dat ging steun en troost probeerde te bieden en hij dacht op dat moment, net als Maria, dat deze dood ook tevens het definitieve einde was van alles wat zij gehoopt en verwacht hadden - ja, dat hiermee heel het aardse leven alle zin en perspectief verloren had. Als de dood het laatste woord had…. wat bleef er dan nog over? Was dan alles niet zinloos, ijdel… zoals de Prediker het genoemd had? Vanaf het allereerste moment dat Johannes oog in oog met Jezus stond, was het besef in hem doorgebroken dat de werkelijkheid oneindig veel zinvoller was dan hij ooit had durven vermoeden; dat er een plan aan het bestaan op aarde ten grondslag lag en dat de Allerhoogste nu alle profetieën uit de Torah aan het vervullen was… dat alles - op termijn - góed werd, paradijs werd. Als volbloed jood wist hij dat natuurlijk al in theorie… Joden zijn Hebreeën ( Habiroe) en dat betekent: mensen van de Andere Kant, van de Overkant, zo u wilt. Joden, afstammelingen van Noach, Sem en Heber, van Abraham, Izaäk en Jacob belijden dagelijks, van hun vroegste jeugd tot aan hun allerlaatste ademtocht: "Hoor Israël, de Heere is onze God, de Heere is één." Als Adonai, de Heere, je God is - dan rust je leven in Hem. Dan heb je weet van onverbrekelijke beloften en van een toekomst, die boven je eigen korte leven uitgaat. Natuurlijk - al die dingen wist Johannes al, maar er is weten en weten en als die beloften dan ineens, waar je zelf bij bent, beginnen uit te komen… Toen daar, terwijl hij met zijn broer Jacobus aan het strand van het meer van Galilea bezig was de visnetten van zijn vader Zebedeüs te repareren, ineens die Vreemdeling stond.. toen Die hen toeriep "volg Mij.." , toen wist hij op de een of andere manier dat hij zijn hele leven alleen op dit moment gewacht had. Of alles daarvoor slechts voorbereiding geweest was. Hij wist: "Dit is het dus: dit moest gebeuren..". Alles waarvan mensen zeggen: "nou.. gewoon… dat is nu eenmaal zo", dat bleek ineens helemaal niet meer gewoon en noodwendig en onontkoombaar! Je hoefde, als je een ongeneeslijke ziekte als - bijvoorbeeld- melaatsheid had, niet 'gewoon' dood te gaan. Je hoefde niet in de misdaad te blijven hangen als je een dief of een prostituée was. Een Romeinse officier was niet 'gewoon' de vijand. En zelfs als je al gestorven was, zoals het dochtertje van Jaïrus en Lazarus en de jonge man uit Naïn, hoefde je niet 'doodgewoon' dood te blijven, want toen Jezus Zijn machtswoord sprak, werden die weer levend, als een voorproefje op wat, zoals de Heer zei, alle gelovigen eens zal overkomen. De dood was ineens geen eindpunt meer, maar een tussenstation. Niets stond meer vast. Niets was altijd geldig. Zelfs de tijd bleek tijdelijk en zou plaats gaan maken voor de eeuwigheid. In Jezus werd het allemaal mogelijk want Hij was God Zelf in de gedaante van een medemens. En toen hingen ze Hem aan dat kruis, als een ordinaire misdadiger. Ergens wisten de discipelen dat natuurlijk al: Hij had hen vaak genoeg verteld dat Hij juist daarom door Zijn Vader naar de aarde was gestuurd en dat dit plaatsvervangende sterven nodig was om de mensen en de wereld te redden. Maar zij hoorden dat liever niet.. werden geïrriteerd en ongemakkelijk als Hij het daarover had. Petrus had zelfs op een keer uitgeroepen dat dat niet mocht gebeuren! En toen - toen had Jezus met voor Hem beslist ongewone felheid gereageerd: "Ga achter mij, satan, want je bent niet bedacht op de dingen van God, maar op de dingen van de mensen..!" Kennelijk had Petrus op dat moment als spreekbuis van God's tegenstander gefungeerd, omdat die ( de satan dus ) ten koste van alles verhinderen wilde dat Jezus voor mensen zou sterven, maar dat ze - evenals hijzelf - voor eeuwig zonder God en in de duisternis zouden moeten leven. Als Jezus inderdaad geluisterd zou hebben naar Petrus, als Hij zóu hebben afgezien van het lijden en de dood, dan was de hele mensheid reddeloos verloren geweest. Dus de Heer deed wat Zijn Vader wilde: Hij volgde het goddelijke plan en Hij kon Zich niet veroorloven Zich door menselijke, korte- termijn gedachten van dat hoge doel te worden afgebracht, zéker niet als die ook nog eens beïnvloed en gestuurd werden door satan - of Petrus zelf dat nu besefte of niet. En zo hing Hij daar dan uiteindelijk aan dat vloekhout. Uitgespuugd door de wereld, verslaafd als die nu eenmaal was en is aan de duisternis .. maar ook afgesloten van de hemel, waar Hij thuishoorde. Toen Jezus aan het kruis hing, was dat niet als Zichzelf, als de Zoon van God in al Zijn majesteitelijke heiligheid, maar als de samengebalde zonde en onreinheid van de mensheid van alle tijden en van alle plaatsen. Hij was óns geworden. Hij nam de schuld en de straf op Zich. Alle menselijke zelfzucht, liefdeloosheid, agressie, criminaliteit, onrechtvaardigheid en vul het verder zelf maar aan, kreeg hier een goddelijke 'Nee' te horen, het absolute vonnis… want dit alles kan voor God en Zijn heiligheid niet bestaan. Hier hingen, vertegenwoordigd door Hem, alle moordenaars, verkrachters, huichelaars en bedriegers en kregen er de doodsstraf. Maar Hij en Hij alleen onderging die. Het was natuurlijk vreselijk om te zien. Maar wat er werkelijk met de Heer gebeurde, daar kunnen mensen zich niet eens een voorstelling van maken. Dit was helser dan de hel, want God, Zijn Vader, keerde Zich walgend van hem af, in diepe afkeer van wat wij van Zijn goede schepping gemaakt hebben. Johannes stond daar met Maria en het scheen hen toe of de wereldse werkelijkheid, waarin de dood het uiteindelijk altijd wint, toch sterker was dan Gods werkelijkheid, die Jezus zo dicht bij hen gebracht had. Hij brak voor hun ogen, na gezegd te hebben: " Vader, in Uw handen beveel Ik mijn geest..". En toen was daar de begrafenis, die vlug moest plaatshebben, want de shabbat brak aan. Toen was daar die onvoorstelbare leegte, het einde van alle hoop. Niets had meer zin. Maar op de eerste dag van de week, ná de shabbat, was Maria van Magdala hijgend en stralend-gelukkig komen binnenvallen in het huis, waar ze samen aan het rouwen waren. "Luister, luister! De Heer ligt niet meer in het graf… Hij leeft!! Geloof me maar, want ik heb Hem gezien en Hij heeft tegen me gesproken. Ik moest tegen jullie zeggen dat Hij opvaart naar Zijn Vader en onze Vader, naar Zijn God en onze God!" Johannes en Petrus renden zo hard ze konden naar de graftuin en inderdaad…. de steen was weg én de Heer was weg. Er waren alleen nog de grafdoeken. Op dat moment geloofde, wist Johannes dat Jezus leefde. Hij had het toch van tevoren gezegd… dat God Hem na drie dagen opwekken zou? Vanaf dat moment was Johannes, ondanks alle moeilijkheden en problemen van zijn lange leven, nooit meer echt verdrietig of wanhopig geweest. Toen hij eenmaal wist dat de dood geen macht meer had over de Heer én over de gelovigen… dat een mensenleven niet hoeft te eindigen, maar dat het straks, na deze wereld, pas écht tot bloei gaat komen in het beloofde Koninkrijk van God, waar niets het geluk nog verstoren kan…. toen had hij een boodschap, een getuigenis, waarover hij niet uitgesproken raakte. Maar toen hij oud en broos geworden was, toen kreeg hij nog een éxtra getuigenis: hij kreeg te zien wat er tijdens én na de Laatste Dagen gebeuren moest. Het verslag van dat visioen heet: " De Openbaring van Johannes." |
2. shèhee'ied 'èt d'vár 'èllohiem we 'èt 'eedóet jeshóe'a hammaashíeach 'èt kol 'ashèr raa'áah. 2. Deze ( Johannes) heeft getuigd van het Woord van God en van het getuigenis van Jezus, de Messias en van al wat hij gezien heeft. |