1. 'èl mal'áach qehiellát sárddies k'tóv: 'èt 'ellèh d'vaaríem 'oméer zèh 'ashèr lo shevá' roechót
haa'èllohíem weshiev'át hakkochaavíem: 'anie jodée'a 'èt ma'asèjchaa ; jesh lecháa shem shè' attáah
cháj, we'attáah méet.

Schrijf aan de engel van de gemeente van Sardes:
deze woorden spreekt Hij, Die de zeven geesten van God heeft én de zeven sterren;
ik weet uw werken; u hebt de naam dat u leeft en u bent dood.

2. sheqód wechalléeq 'èt hash'eeríet shènnaatetáah laamóet, kie lo'…. maatsáatie 'èt ma'asèjchaa
moeshlaamíem liefnéej 'èloháj.

Wees wakker en versterk het overige, dat dreigt te sterven;
want Ik heb bevonden dat uw werken tekortschieten voor Mijn God.

3. laachèn zechór keejtsád qiebálttaa we'shaamá' ttaa, oesh'mór wachazór bieteshoeváah… 'iem lo'
tieshqód 'aavó' kegannáaf we lo' teedá' be'eejzó shaa'áah 'aavó' 'aalèjchaa.

Denk dan terug aan hoe u het ontvangen en gehoord hebt en bewaar het en bekeer u.
Als u niet waakt, dan zal Ik komen als een dief en u zult niet weten op welk uur Ik u overval.

4. we'oeláam jesh 'ètslecháa sheemót me'attíem bessarddíes 'ashèr lo' hiechttíemmoe 'èt biegdéejhèm.
heemáah jeelchóe 'iettíe bievegaadíem levaaníem, kie re'oejjíem hém.

En toch bevindt zich onder u te Sardes een klein aantal namen, die hun kleren niet bevlekt hebben.
Zij zullen met Mij wandelen in witte kleren, omdat zij dat waard zijn.

5. hammenatséeach jielbáash begaadíem levaaníem we lo' 'èmchèh 'èt sh'mó miesseefèr hachajjíem , we
'odèh 'èt sh'mó liefnéej 'avíe weliefnéej mal'aacháaw.

Wie overwint, zal bekleed worden met witte kleren en Ik zal zijn naam niet wegdoen uit het Boek
van het
Leven en Ik zal zijn naam prijzen voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.


6. mie shè 'ozèn lo, jieshmáa naa'maah shèhaaróeach 'omèrèt laqqehiellót.

Laat wie oren heeft luisteren naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt.
Een Amerikaans theoloog, Ray C. Stedman, omschrijft de gemeente van Sardes als : " The
church of the
Zombies".
Zombies - dat weten we - zijn bewegende doden.
Jules de Corte begreep daar indertijd iets van, toen hij het volgende verhaaltje schreef:
"En daar stroomde het volk Gods, of toch maar liever… daar stroomden de ménsen… als
makke schapen
de kerk uit, op zoek naar - in elk geval - twee vrije dagen en die willen er altijd wel in.
Iedereen had knap z'n best gedaan met preken, zingen en muziek maken.
Echt fout was het nergens gegaan, dus: zo kon het wel weer.
Sigaretten stonken in de wind - de links en rechts startende auto's ook… toen er
plotseling een man dwars
tegen de menigte in rende.
Hij omarmde allerlei wildvreemde mensen, schudde hun beide handen, sloeg hen op
schouders en billen,
almaar roepend: " Halleluja! Halleluja! De Heer is waarlijk opgestaan!
De steen is weg gewenteld - het graf is leeg - Hij is waarlijk verrezen!
De dood is overwonnen! Jezus leeft! Halleluja!"
De man kon overduidelijk zijn paasvreugde niet op: blijf bij zo'n machtig verrijzenisverhaal
ook maar eens
met twee voeten op de grond staan..
Ja… júllie…! Dat is heel wat anders!
Jullie zijn 'dierbare gelovigen'… laten we zeggen… voor alle zékerheid… maar díe man
geloofde het écht!
In de eerste krant na Pasen een klein berichtje: " Religieus gestoorde valt na paasdienst
argeloze
kerkgangers lastig."
Nou ja… met een klein therapietje maken ze van die gekke man wel weer een gewone
meneer, kéurig
gelovig… voor alle zekerheid….'.

Zoals we nu weten is elke brief van de Heer aan één van de zeven gemeenten, een
omschrijving van en
een bericht aan één van de zeven kerkvormen, die op aarde zullen bestaan tot Zijn
wederkomst.
Ging het in de brief aan Thyatíra voornamelijk over het Roomse kerkinstituut - Sardes staat
model voor
het protestantisme, dat naast én gelijktijdig mét de Rooms-Katholieke kerk bestaat.
"Deze woorden spreekt Hij, die de zeven geesten van God heeft én de zeven sterren".
Let op de manier, waarop de Heer der Kerk zich aan al deze verschillende gemeenten
voorstelt!
Dat, wat Hij zegt over Zichzelf en over Zijn wezen…. dat specifieke aspect van Hemzelf, is
steeds precies
wat aan die aangesproken kerkvorm ontbreekt.
Voor elk manco der kerk is Christus intussen Zelf het medicijn : Hij is bereid - én in staat-
om het
ontbrekende aan te vullen.
Hier zegt Hij dus: " Ik ben het, die de Heilige Geest naar u heb toegestuurd, waardoor u
überhaupt tot
geloof kón komen.
Ik ben, doordat Ik u gekocht heb met Mijn bloed én doordat Ik u in het geloof heb
binnengeleid, de Heer
en eigenaar van élke gemeente, ook van de uwe.
Was u dat wellicht vergeten?
Gaat het in uw gemeente nog wel om Mij?
Leeft u nog wel uit Mijn kracht of bent u wellicht voor uzelf begonnen?".

Sardes, ten noord-oosten van Efese gelegen, was eerder de residentie van de
onmetelijk-rijke Croesus, de
koning van Lydië.
Vroeger hadden ze het nog wel eens over: "Die en die is zo rijk als Croesus..".
Hier, in Sardes, werden ook de eerste gouden munten geslagen.
Het lag hoog, aan drie kanten omringd door steile bergklippen - de enige toegang tot die
veilig liggende
stad was een nauwe landengte.
De mensen voelden zich hier zó onaantastbaar, dat ze elke waakzaamheid lieten varen en
de valse
gerustheid van het militaire garnizoen daar, was er de oorzaak van dat die bijna
onneembare vesting toch,
tot twee keer toe zelfs, werd ingenomen door de Perzen en de Grieken, in 549 voor
Christus en in 218
voor Christus.
Nadat het in 17 na Christus door een aardbeving was verwoest, heeft de Romeinse keizer
Tiberius het
opnieuw laten herbouwen en vanaf dat moment teerde het alleen nog maar op de roem
van vroeger.
De christelijke gemeente, die hier bestond, was in geestelijk opzicht overigens zo goed als
dood!
Gebeurde daar dan helemaal niets in die kerk?
O ja… zeker….. er gebeurde zelfs véél!
Er werd bijvoorbeeld veel steun gegeven aan de armen, er werd verántwoord gepreekt en
de liturgie in
Sardes kon elke toets der kritiek glansrijk doorstaan.
Je zou zeggen: een actieve, méélevende gemeente.... kóm daar tegenwoordig maar eens
om, maar de
Heer kijkt er heel anders tegenaan:
"Ik weet uw werken; u hebt de naam dat u leeft , maar u bent dood…!"
Véél werken - een heleboel activiteit en toch: geestelijk dood.
Als je aan mensen vraagt: "Waar gaat het volgens u om in het geloof?", dan zult u meestal
een reeks
prachtige dingen te horen krijgen, die allemaal volop beoefend werden in de kerk van
Sardes:
"Een kerk met een sociaal gezicht".
"Een schuilplaats voor allen, die het moeilijk hebben in de wereld".
"Ethisch en esthetisch verantwoorde samenkomsten".
"Dogmatisch helemaal recht op de graad".
Maar het waren wel népchristenen - náámchristenen: "U hebt de náám dat u leeft…".
De reputatie was uitstekend, maar die vlag dekte de lading niet.
Voor ménsen - in het oog van de wéreld - was de gemeente van Sardes volmaakt
aanvaardbaar, zelfs
prijzenswaardig, maar de Heer der Kerk zegt: " U bent op sterven na dood.
Versterk zo snel mogelijk het goede, dat er nog in u is, want uw werken… uw
activiteiten…die zijn niet vól
voor God… die schieten tekort voor Mijn God.'
God kijkt kennelijk anders tegen het geloof aan dan wij mensen.
Hij is én de Schepper én de gever én de onderhouder van het geloof - Hij weet dus als
geen ander wát en
hóe een eeuwig- leven-gevend geloof wezen moet en geen mens - zéker geen
nog-niet-gelovig mens -heeft
het recht en het vermogen om te bepalen, wat in het geloof aanbevelenswaard en
nastrevenswaard zou
zijn. " Dit is wat mensen nu eenmaal willen...", slaat dus helemaal nergens op...
God- en God alléén- bepaalt de kwaliteit.
Er is een heleboel zogenaamd 'geloof' in de wereld, maar Jezus heeft het hier over 'hét'
geloof, ZIJN
geloof, het Godweggevallige geloof - dát geloof, waardoor een mens aan het einde van dit
leven gerust
kan sterven, in de volle zekerheid dat de straf voor zijn zonde volledig door Jezus is
betaald en dat hij op
grond daarvan gerechtvaardigd voor God mag verschijnen.... en dat het beste nu pas
kómt.

"Denk dan terug aan hóe u het ontvangen en gehoord hebt..".
Na het machtsmisbruik, de geestelijke uitholling ,de afgoderij en de bloedarmoede van het
Rooms-Katholieke kerkinstituut, was daar, met het aanbreken van de Hervorming,
eindelijk het Woord -
en het Woord alléén- centraal komen staan.
God sprak weer tot de mensen in en door dat Woord: de Bijbel kwam eindelijk voor
niet-priesters
beschikbaar en werd hongerig gelezen - en al luisterend naar dat Woord, studerend in dat
Woord, werden
geestelijk-dode mensen bekeerd en levend gemaakt.
De Hervormers beklemtoonden dat er in het geheel geen priesters, geen dode of levende
mensen als
tussenpersonen nodig waren: de Heilige Geest van God Zélf veranderde - door het Woord-
mensenharten
en mensenlevens en wie door God Zelf onderwezen is, die heeft niet langer nodig dat
iemand anders hem
onderwijst.
Men werd vrij: vrij van zonde, vrij van angst en vrij van elke geestelijke overheersing.
"Denk terug aan hóe u het ontvangen en gehoord hebt..".
Hier zijn de teksten van de Hervorming, die als mokerslagen de banden van het pauselijk
bedrog
verbraken:

a. Psalm 31: 2b: "Doe mij ontkomen door Uw gerechtigheid."
Maarten Luther las die tekst en begreep er aanvankelijk niets van.
'Gerechtigheid'… zo had hij via Aristoteles geleerd … betekende een beloning voor goede
mensen en een
oordeel voor zondaars.
Psalm 31 was door koning David geschreven en koning David was - overduidelijk -zelf
een zondaar
geweest.
Hoe kon diezelfde David dan denken aan ontkoming door.. notabene …. een hemzelf
verdóemende,
Goddelijke gerechtigheid?
David had toch eerder moeten béven voor die gerechtigheid?
Je zoekt, als misdadiger, toch geen veilig heenkomen bij de rechter?
Luther zocht, door alle 66 bijbelboeken heen, overal het woord 'gerechtigheid' op en
kwam tot de blijde
ontdekking, dat 'gerechtigheid' niet gaat om ' goede mensen worden gered - en zondaars
gaan verloren'
…maar - integendeel-: om het feit dat de zondaar, die gelooft in het reddingswerk van de
Heer, niet
verloren gaat, maar dat die voor God geldt als éven rechtvaardig (of gerechtvaardigd) als
Jezus Zelf!

b.Romeinen 1:17b: "De rechtvaardige zal uit geloof leven".
U wordt dus NIET door eigen daden en eigen manier van leven rechtvaardig… NIET door
uw eventuele
goede werken (en trouwens: wie ís hier op aarde eigenlijk goed… niemand toch?) maar
enkel en alleen
door uw geloof in Jezus!
Men heeft het tegenwoordig vaak over diverse geloven (in het meervoud..) , die allemaal
bepaalde dingen
gemeen zouden hebben of die zelfs allemaal op hetzélfde zouden neerkomen.
Maar - er bestaat in het grote heelal slechts één geloof dat een mens rechtvaardig (=
aanvaardbaar)
maakt in de ogen van God: en dat is het geloof in het verzoenend lijden en sterven van
Zijn Zoon, Jezus
Messias en heel de rest IS in God's ogen helemaal geen geloof en dus van nul en generlei
waarde.
Als een mens door eigen inspanningen en activiteiten gered zou kúnnen worden, als dat
überhaupt
mogelijk zóu zijn - dan zou de kerk van Sardes vast en zeker in zijn geheel behouden zijn
geweest.
Maar Jezus zei: "U bent zo goed als dood!"
Ze hadden in Sardes 'een' geloof, een zich chrístelijk nóemend geloof, met een heleboel
christelijke
tradities en rituelen, met christelijke waarden en normen ( ook zo'n hedendaagse
dooddoener) … en
wellicht beweerden ze zelfs wel, dat ze steunden op de joods-christelijke traditie!…
( Het humanisme, dat sommigen daar tegenwoordig ook nog lichtzinnig aan vastplakken
en dat toch echt
helemaal tégengesteld is aan joods en christelijk, werd er tenminste in Sardes nog niet ten
onrechte
bijgesleept, maar dit ene, piepkleine lichtpuntje verhinderde intussen niet, dat zij geestelijk
minstens even
dood waren als de gemiddelde West-Europeaan in onze dagen is).

Wat was nu de overeenkomst tussen Sardes en de protestantse kerken van na 1550?
Dat ze indertijd met het Wóórd en met de rechtvaardiging door het geloof begonnen
waren!
Dat de Heilige Geest Zelf hen door het Woord onderwezen, bekeerd en levendgemaakt
had, maar dat ze
dat leven nu zowat weer helemaal kwijtgeraakt waren, zodat alleen nog de uitwendige
traditie en de vorm
overeind stonden.
De Europese protestantse kerken werden notabene , direct na de Hervorming, door
wereldlijke
overheden bestuurd!
Je had protestantse stáátskerken!
God mocht alleen een woordje meespreken voor zover de overheidsdienaren dat
goedvonden.
"Ik heb uw werken niet volkómen bevonden", zegt de Heer, 'ze schieten tekort voor Mijn
God.'
Als men niet leeft naar het: "Gij zult God meer gehoorzaam zijn dan de mensen…", dan
kúnnen die daden
ook alleen maar tekortschieten.
Boven menselijke wetten staat nu eenmaal de Wet van God - dat móet dus vroeg of laat
botsen en daar
moet iedere gelovige terdege op voorbereid zijn.
Daarom lezen we in de Bijbel ook over de 'ergernis van het Evangelie', want gladjes gaat
dit nooit.
Het Evangelie hoort in wezen niet bij deze wereld, het gaat soms dwars tegen de hier op
aarde
geaccepteerde overtuigingen in, maar alleen zó - door compromisloos aan Gods Wet vast
te houden, kan
het de wereld omturnen en redden en daarom mag er geen druppel water in deze wijn
gedaan worden -
bijvoorbeeld om ons gelovigen een meer comfortabel bestaan te bezorgen.

"Denk terug aan hoe u het Woord ontvangen hebt…".
Het kwam door Jóden naar ons toe!
"Het heil is uit de Jóden…".
Maar wat deed Maarten Luther, toen de Reformatie nog maar net begonnen was?
Hij schreef in 1543 een boekje: "Von die Juden und ihre Lügen" , waarin hij de meest
verschrikkelijke
antisemitische uitspraken deed - woorden waar Adolf Hitler zich later triomfantelijk op
heeft kunnen
beroepen, toen men hem bekritiseerde op het ombrengen van 6 miljoen Joden.
Luther riep o.a. op om synagoges en Joodse scholen in brand te steken, huizen van
Joden af te breken en
te verwoesten, Joden hun gebedenboeken af te pakken, rabbijnen de doodsstraf te geven
als ze onderricht
in het Joodse geloof gaven, geld en sierraden af te nemen van Joden, hen te verbieden op
straat te komen
en hen in werkkampen onder te brengen.
Komt dit ons bekend voor?
"Als je een Jood tegenkomt, dan kijk je de duivel in het gezicht", schreef hij.
Zet dat eens tegenover Genesis 12:3, waar de Allerhoogste tegen Abraham en zijn
nakomelingen ( dus
Israël) zegt: "Ik zal zegenen wie u zegenen en wie u vervloekt zal Ik vervloeken en met ú
zullen alle
geslachten des aardbodems gezegend worden…"?
Er lag, na het allereerste - goede en Bijbelse - begin, meteen al een vloek over het
protestantisme.
De kerken van de Reformatie hebben trouwens dit onvervalste antisemitisme van Luther
trachten te
verdoezelen : wie het traktaat: " Von die Juden und ihre Lügen"te pakken wil krijgen, zal
daar nog een
flinke kluif aan hebben en de meeste kerkgeschiedenisboeken vermélden het niet eens.

In het protestantisme ( Sardes) vinden we - laten we het maar toegeven - meer léér dan
geestelijk leven,
maar er is een klein aantal namen, een klein aantal mensen, dat ' zijn kleren niet bevlekt
heeft".
Dat zijn de mensen die vurig Jezus' wederkomst verwachten.
De wereld - mét alle naamchristenen - zal overvallen worden door Zijn komst op de
wolken, om Zijn
mensen op te nemen.
De echte gelovigen zullen er echter op voorbereid zijn - omdat zij de tekenen der tijden
van tevoren
herkend hebben.
Ieder die zijn Bijbel kent, weet waarop hij te letten heeft: de krant en de actualiteit
bevestigen de Bijbelse
profetieën …. geen twijfel mogelijk.
Wie in het Boek des Levens van het Lam geschreven staat, waarin de namen der
uitverkorenen al vóór
de grondlegging der wereld werden opgetekend, zal straks in witte overwinnaarskleren
met Jezus
wandelen.
Die witte kleren kennen we uit het Nieuwe Testament: op de berg der verheerlijking zien
de discipelen
hoe Jezus helemaal wit en schitterend wordt, met hemels licht overstraald - en precies zo
zullen ook de
overwinnaars er uitzien.
" Ze zijn van Mij", zal Jezus tot Zijn Vader zeggen.

Sardes had met niemand conflicten - niet met de wereld en niet met de Joden en
waarschijnlijk zelfs niet
met de duivel en de demonen - omdat ze daar hun eigen orthodoxe kerksysteem meer
liefhadden dan de
Heer en omdat ze daardoor elke aantrekkingskracht op mensen van buiten de gemeente
misten.
Levenloze perfectie!
Elke gemeente leeft bij gratie van de aanwezigheid van Jezus in haar midden, maar het
zelfgenoegzame,
vormelijke, verhuld anti-semitistische protestantisme mist zowel de levende Heer als de
zeven geesten,
die Hij in Zijn hand houdt.
Ze zijn daar zó tevreden met hun eigen kerkje spelen, dat ze, al predikend en zingend over
Hem, geen
moment geloven dat de Heer waarlijk is opgestaan, dat de dood is overwonnen en dat Hij
leeft!
Dat is - in alle betekenissen van het Woord - de dood in de pot.
Wakker worden!!