|
8 'aníe haa'áalèf 'af 'aníe haatáw", ne'óem 'adonáj 'èllohíem, 'hahowèh wehaajáah wejaavó, 'èllohéej tsevaa'óot." ." 8. IK BEN de alef en de taw ( = de 'a' en de 'z' ) zegt de Heere God, "Die is en Die was en Die komen zal, de God van de engelenlegers." 9. 'aníe, jochaanáan, 'achíechèm weshoettáaf batsaaráah oevamalchóet oevasavlaanóet bejeshóe'a, hajíetie bá 'íe haqqaróej pátmos, ba'avóer d'vár 'èllohíem we'eedóet jeshóe'a. 9. Ik, Johannes, jullie broeder en deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en in de volharding van Jezus, was op het eiland dat Patmos genoemd wordt, vanwege het Woord van God en het getuigenis van Jezus." |
Jezus, in Zijn staat van hemelse verhoging, stelt Zich hier via Johannes aan de gelovigen voor als de Eeuwige God Zelf, over Wie het volk Israël ook al in Jesaja 44:6 had gelezen: " Zo zegt de Heere, de Koning en Verlosser van Israël, de Heer van de engelenlegers: IK BEN de eerste en IK BEN de laatste en buiten Mij is er geen God." Als er buiten de God van Israël geen andere God is, dan is Jezus dus niet één van DRIE goden ( wat de moslims, slecht voorgelicht door Mohammed als zij zijn, beweren) en dan hebben ook de Joden, die het christendom van veelgodendom ( dus heidendom) betichten, geen gelijk. De vader, de Zoon ( Jezus) en de Heilige Geest zijn drie 'verschijningsvormen' van de Ene en Enige God, die aarde en hemel geschapen heeft. Waar God de Vader ongemanifesteerd en dus voor ons onzichtbaar is, is Jezus de naar ons toe tredende, gemanifesteerde, hoor- en zichtbare verschijningsvorm van God. "In Hem", staat er dan ook in Colossenzen 2:9, "woont de ganse volheid van God lichamelijk." In Jezus heeft God hier 33 jaar op aarde geleefd, tussen ons in en in Jezus komt God straks op aarde om hier Zijn Koninkrijk van recht en gerechtigheid te vestigen. Onze Schepper Zelf werd in Bethlehem geboren en daarom ook kan Johannes in de aanhef van zijn evangelie schrijven: "Hij kwam tot het Zijne en de zijnen hebben Hem niet aangenomen, maar allen die Hem aangenomen hébben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, hun die in Zijn naam geloven." Dat mensen niet in staat of bereid zouden zijn hun God, als zij daar oog in oog mee zouden staan, te erkennen en te herkennen, werd ook al door de profeet Jesaja ( in 1:3) voorzegd: " Een rund kent zijn eigenaar en een ezel kent de krib van zijn meester, maar Israël heeft geen begrip - Mijn volk heeft geen inzicht." Daarom - o, goddelijke humor, staan er naast de kribbe van de pasgeboren Heiland, daar in die stal in Bethlehem, geen Schriftgeleerden, maar wel een os en een ezel! Later kwamen daar, ná de dieren - die in de Bijbel zo af en toe slimmer zijn dan mensen, door engelen op weg gestuurde herders voor Hem knielen ( want herders zijn van dezelfde stiel als de Goede Herder) en vervolgens ook die exotische wijzen uit het oosten, buitenlandse sterrenkundigen, die een conjunctie van Saturnus en Jupiter aan de hemel waargenomen hadden en die daaruit de volstrekt juiste conclusie getrokken hadden, dat er in het verre land van de Israëlieten een belangrijke koning geboren ging worden. Nu zien wij in de teksten hierboven dat God de Vader én ook Jezus Zichzelf voorstellen als 'Heer van de engelenlegers." Omdat in heel het boek Openbaring engelen een zeer grote rol spelen - je struikelt er als het ware over hen - , gaan we het verschijnsel ' engelen' eens nader bezien. De Haarlemse huisarts H.C. Moolenburgh heeft bij uitgeverij Ankh Hermes te Deventer twee boeken over engelen uitgegeven, die van harte aan te bevelen zijn. Hij stelde 400 van zijn eigen patiënten de vraag of zij wel eens een engel hadden gezien. Hieronder een ( groot) citaat: "Toen ik mijn onderzoek begon, dacht ik dat mijn conclusie zou worden: 'Engelen werden vroeger soms gezien, tegenwoordig niet meer.' Nu het onderzoek achter de rug is, moet de conclusie daarentegen luiden: 'Engelen worden minstens evenveel gezien als vroeger, maar niemand praat er meer over.' Als mijn groep van 400 mensen enigszins een doorsnede van de bevolking zou vertegenwoordigen, dan zouden we mogen aannemen dat minstens 1% van onze Nederlandse bevolking een keer in dit leven van aangezicht tot aangezicht met een engel heeft gestaan. Dat zou dus, uitgaande van 15 miljoen mensen ( toen dit boek geschreven werd), neerkomen op ongeveer 150.000 engelenontmoetingen in de nu levende bevolking. Dat is een verbijsterend hoog aantal. Het zou bovendien één der best bewaarde geheimen van de eeuw zijn. Het is bijna niet te geloven dat in deze praatgrage bevolking zoiets mogelijk is. Zelfs, in de oorlog, waar het toch om levens ging, was het al bijna onmogelijk ondergronds werk geheel verborgen te houden, doordat wij zulke praters zijn. Toen ik jong was behoorde de engel beslist niet tot de mogelijkheden van het leven. Althans, bij ons thuis en bij de meeste mensen die ik kende, was dat zo. Je kon, wandelend in de duinen of in het bos, een konijn tegenkomen of een ree, maar engelen niet. Ze waren niet in ons bewustzijn aanwezig. Men beseffe dat goed, omdat ik nu een verhaal ga vertellen dat een diepe indruk op me maakte, juist omdat de engelen in mijn jeugd als realiteit afwezig waren. Op de middelbare school hadden we een joodse aardrijkskundeleraar, de heer Cohen. Vaak vertelde hij alleen de in mijn ogen wat droge feiten van het vak, maar af en toe veranderde hij. Dan verdween de schoolmeester en kwam er een oude profeet tevoorschijn. Zoals op 9 april 1940. Nazi-Duitsland had onverhoeds het neutrale Noorwegen overvallen. De heer Cohen liep bij het begin van de les naar de inham in de muur, waar de kaarten aan een rail hingen. Hij wandelde toen met de kaart van Europa achter zich aan naar het midden. Het was doodstil in de klas. Hij pakte zijn lange aanwijsstok en wees op Duitsland en op Noorwegen. Toen hief hij zijn twee armen omhoog, de stok als een profetenstaf in de rechterhand en hij zei langzaam: 'Vanaf vandaag bestaat er géén neutraliteit meer in Europa.' Dat was een schokkende uitspraak, zeker in een Nederland dat min of meer verwachtte om - net als in de oorlog 1914-1918 - wel weer neutraal te kunnen blijven. Toen, als om elke verdere discussie bij voorbaat uit te sluiten, zei de heer Cohen: ' We gaan door met de les. ' Een maand later vielen Hitlers horden Nederland binnen. De woorden van de heer Cohen bleken profetisch te zijn geweest. Gelukkig overleefde hij de oorlog. Maar nu over de engel: de aanval op Noorwegen was niet de eerste gelegenheid waarbij er dwars door het uiterlijk van een joodse leraar van middelbare leeftijd een profeet doorbrak. Op 30 november 1939 viel het machtige Rusland het kleine Finland aan. Nederland verzamelde actief ski's voor de Finse soldaten, maar niemand geloofde eigenlijk dat het kleine Finse leger de machtige rode divisies zou kunnen tegenhouden. Churchill schrijft hierover in zijn memoires: 'De verontwaardiging die in Engeland, Frankrijk en zelfs nog feller in de Verenigde Staten was opgelaaid over de onuitgelokte aanval door de enorme Sowjetmacht op een kleine, gloedvolle en zéér beschaafde natie, werd spoedig gevolgd door verbazing en opluchting.' Finland werd niet onder de voet gelopen en iedereen vroeg zich af hoe dat mogelijk was. En op een dag haalde de heer Cohen de kaart van Scandinavië te voorschijn en liet zien hoe de Russen met een tangbeweging aanvielen en hoe het Finse leger als door een wonder uit die tang was gekomen. Het was alsof ze onzichtbaar waren geweest voor de Russische aanvallers. 'Men schijnt daar iets gezien te hebben', zei de heer Cohen als besluit van zijn verhaal en ging meteen over tot de orde van de dag. Niemand vroeg hem wat hij met die laatste merkwaardige opmerking bedoeld had. Na afloop van de les ging ik, samen met een andere jongen, naar hem toe. 'Wat bedoelde u straks toen u zei, dat men daar iets gezien heeft?', vroeg ik. ' Wat heeft men gezien?' De heer Cohen keek ons een ogenblik vorsend aan. Toen werd hij heel even 3000 jaar oud, in plaats van 50 jaar en hij zei: ' Een engel, jonkje.' Jonkje - zo heette elke jongen bij hem altijd. We durfden niets meer te vragen en liepen verbijsterd het klasselokaal uit. Engelen behoorden bij kerstverhalen en kerstetalages. Maar een engel midden in een moderne oorlog en een leraar, die dat vermeldt als net zo'n hard feit als het aantal divisies van de vijand, dat was een gebeuren met één dimensie meer dan wij kenden, huiveringwekkend en ontstellend.' 'Maar terug naar Finland. Later hoorde ik het verhaal van de Finse engel nog eens: Russische divisies hadden een Finse legereenheid omsingeld. De Finnen hadden om hulp gebeden en midden in de nacht hadden zij een reusachtige engel gezien, die met uitgestrekte vleugels boven het Finse kamp hing. En de Russen hadden de omsingelde Finnen niet kunnen vinden. Misschien is het slechts een mooi verhaal, geboren uit de nood van die tijd. Ik heb nooit een Fin gesproken die de engel gezien heeft. Maar zelfs als het alleen maar een mooi verhaal is, dan is het toch tenminste opmerkelijk dat, midden in de nuchtere 20e eeuw, een engelenverhaal gaat circuleren. " ( Tot zover H.C. Moolenburgh). In Openbaring komen we heel veel engelen tegen. Hun Heer en Aanvoerder is de God van Israël. Het zijn, zo zegt de Bijbel, dienende geesten ten behoeve van hen, die het heil (gaan) beërven. Met andere woorden: helpers van de gelovigen. Je hoeft niet te geloven in engelen - zolang je maar gelooft in hun Aanvoerder. Zodra je dat doet ZIJN ze er gewoon, als het nodig is. |